afb. Het Zuiden, 8 oktober 1937
Stadhuis, in de voorgevelafmetingen: ongeveer 35 cm hoog.materiaal: hout, gepolychromeerd. datering: 1672-1680. Vermoedelijk vervaardigd door: Daen Adriaensz. en Jacob Roman. Het zijn vier ruiters die in tegengestelde richtingen ronddraaien, terwijl er twee trompetters te paard vast opgesteld staan. Er zijn paardjes en ruiters gemaakt tijdens de verbouwaktiviteiten aan het stadhuis in 1679-1680 (De huidige gevel dateert uit 1670) Bekend is dat Daen Adriaensz. in 1672 zes paardjes sneed en dat Jacob Roman in 1679 vier ruiters en twee trompetters te paard sneed voor het uurwerk van het stadhuis. Mogelijk zijn dat de huidige beeldjes. | 8 |
Ieder half uur draaien in de voorgevel van het Bossche stadhuis de pèrdjes in het rond. Eigenlijk zijn het vier ruiters te paard, die in twee tegengestelde richtingen ronddraaien, terwijl er twee trompetters te paard vast opgesteld staan. De voorganger van het huidige stadhuis dateerde uit de 14e eeuw en werd omstreeks 1530 ingrijpend verbouwd onder leiding van Jan Derkennis. In dit gotische stadhuis bevond zich reeds een ruiterspel. Het waren twee rondrijdende en twee stilstaande figuren, gesneden door Jasper Mabee.
In 1669 brak er een brandje uit in het stadhuis. Dat werd er de oorzaak van dat de zetel van het Bossche stadsbestuur werd verbouwd. Dat gebeurde wel zéér ingrijpend; enkel de kelders en de zijmuren bleven gehandhaafd, evenals de uit 1660 daterende torentje. De huidige voorgevel dateert uit 1670. Maar daarna stokten de bouwactiviteiten. De reden was dat in de jaren 1672-1673 een groot deel van de Meierij bezet was door Franse troepen, tijdens het zogenoemde Rampjaar. Het Bossche stadsbestuur had het geld nodig voor andere doeleinden. De definitieve vrede zou pas in 1679 gesloten worden. Op 20 mei van dat jaar betaalde de stad een bedrag van vierhonderd gulden, wegens het afsteken van vuurwerk, 'aengesteken op den dagh van publicatie vande vrede met Vranckryck'. Daarna, in 1679 en 1680 hebben er weer bouwactiviteiten plaats aan het stadhuis. Toen werden ook de huidige pèrdjes gemaakt.
Meester Jurriaen van Zutphen krijgt een bedrag van tweehonderdtachtig gulden 'wegens het maecken vande instrumenten om de ruyters te doen gaen'. Het is dus duidelijk wie de mechaniek gemaakt heeft. Minder helder is de maker van het ruiterspel zelf. Misschien is het Daen Adraensz geweest, die al in 1672 zesendertig gulden krijgt 'over het snyden van 6 paerdekens'. Zou Daen de paarden gesneden hebben en iemand anders de ruiters?
In augustus 1679 sneed Jacob Roman 'vier ruyters en twee trompetters te paert tot de orloge(= horloge, uurwerk) vant stadthuys'. Hiervoor ontving hij veertien gulden.
Jacob Roman was hofarchitect van stadhouder-koning Willem III. Hij bouwde voor hem het paleis Het Loo. In 's-Hertogenbosch ontwierp hij in het stadhuis de later naar hem genoemde Roman-galerij (de verbinding tussen hal en trouwkamer) en de vierschaar (in de hal, waar de schepenen recht spraken).
Ruim driehonderd jaar draaien de pèrdjes al hun rondjes. Bekeken door Bosschenaren en vreemdelingen. Ze werden zelfs bezongen in de Bossche Revue; de teksten werden geschreven door de enige maanden geleden overleden Niek de Rooy.
In 1975 werd het torentje en het carillon van het stadhuis gerestaureerd. Ook de pèrdjes werden toen aangepakt door de firma Eijsbouts uit Aarle-Rixtel. Gedurende een maand hebben ze frisgeschilderd tentoongesteld gestaan voor belangstellenden. Daarna keerden ze terug naar hun vaste plaats om er nog steeds hun regelmatige tournooi te houden.
|
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 200, 201